Jelle – reactie op het Arctisch Dagboek, Boekenweekessay

Lieve Jelle,

Ja, ik begrijp ook wel dat je zo niet een stukje kunt beginnen. Vooral omdat ik je niet ken, of tenminste, degene die ik denk te kennen enkel de ‘Parallelle Jelle’ is. Iemand die ik vijf jaar geleden al ‘kende’ van Moermansk enzo, en nu met Sotsji en een blog en boeken – en nu zelfs een dagboek. Een dagboek krijg je niet zo vaak te lezen, zeker niet als diegene nog leeft. Zeker niet als de ironie voortkomt uit welgemeendheid. Toch voelt het alsof ik je ken, of tenminste vandaag een stukje beter heb leren kennen.

Zeker aangezien ik je al te zeer goed kan begrijpen. (En met die opmerking val ik direct in die groep met mensen die jou juist niet kunnen begrijpen, ook dat begrijp ik. Het is waarom ik tranen in mijn ogen kreeg toen ik Derrida las, die tussen haakjes schreef: “When someone suggests to you a solution for escaping an impasse, you can be almost sure that he is ceasing to understand, assuming that he had understood anything up to that point.” (En ik ben filosoof van beroep, dus ik lees geen Grote Namen om ergens bij te horen, want je filosoof noemen is zeer on-hip en brengt ook de slechtste grappen in mensen boven tijdens feestjes. (Die Gebroeders Karamazov kwam ik ook niet doorheen overigens. Maar dat heeft geen problemen opgeleverd tijdens mijn reizen in Oekraïne. (En ja, dit zijn nogal wat haakjes binnen haakjes.)))))

Maar goed. In de trein vandaag las niemand je boekenweekessay. Veel mensen lazen wel het geschenk, die mooie jonge vrouw. Wat ook wel begrijpelijk lichtvoetiger en minder confronterend is. Want ja, je trouwe fans die zelfs een cruise boeken om in je aanwezigheid te kunnen zijn, hoe kunnen die nu nog rustig jouw boek lezen in de trein? Ik voelde toch ergens wel een beetje meedelijden met hen, die oudere echtparen op zoek naar avontuur, je aanklampend als broodnodige aanhoorder van verhalen die hun originaliteit al twintig jaar geleden verloren toen ze het op het zoveelste feestje aan zichzelf vertelden.

Maar ik herken het wel. Ik moest dan ook hardop lachen, zelfs in de overvolle coupé (gratis reizen trekt toch heel wat mensen aan in dit kleine landje waar het normaal lijkt dat retourtickets alleen geldig zijn op een en dezelfde dag), over je opmerking over dat iemand niet had verwacht dat de wegen in Rusland zo onbegaanbaar zijn. Zoiets valt niet uit te leggen.

En ik moest ook even denken dat ik tijdens een conferentie, nadat ik in een zaal vol empirische klimaat-verandering wetenschappers mijn oproep tot de noodzaak van onmogelijkheid had geuit, door een vrouw uit Venezuela werd aangeklampt die van mij wilde weten of ze op de goede weg was, aangezien niemand in haar land haar goede werk tot verandering echt kon waarderen. Mijn mond vol tanden klamptte ze aan om haar hele levensverhaal te delen. Interessant genoeg om direct weer te vergeten. En de man, grijze haren en vaal colbertje, die naar me toe kwam en het zo goed vond dat ik Foucault las, dat had hij ook gedaan in zijn tijd, hij had immers ook wat vakken filosofie gedaan indertijd, en het had zijn werk ook zeer beïnvloed, en of ik daar niet later nog wat over wilde horen, onder het genot van het een of ander. Of een van de vele andere vergeten gezichten, mensen die me aanspraken met mijn voornaam en zich nauwelijks introduceerden om de vlaag van vriendschappelijkheid niet formeel te verbreken. Gelukkig zat ik niet op een cruiseschip, en al hoefde ik geen trein te halen, waren er vluchtwegen genoeg.

Eenmaal in mijn leven ontmoette ik een filmster – tenminste, in mijn ogen is het een filmster, een zo’n indertijd nog niet doorgebroken Zuid-Amerikaanse filmster wiens films ik allemaal had gezien, maar dat komt omdat ik nu eenmaal dat soort moeilijk te kijken films graag zie. Op een feestje, ik was er niet bekend, kende eigenlijk niemand en besefte me dat nog eens erg duidelijk, toen iemand zichzelf voorstelde en me bij een groepje betrok, waardoor ik door allerlei mensen omhelst en gezoend werd, waaronder hij. Ik kende zijn voornaam, maar wist geen woord uit te brengen. Vreselijk.

Maar goed. Terug naar dit arctisch dagboek. Het mooie van het lezen van dit dagboek is wel dat als je het leest, je eigenlijk jouw stem continue hoort. Alsof je het voorleest. Misschien komt dat door je manier van schrijven, die even droog is als je programma’s. Hoewel ook persoonlijk en extreem eerlijk. Fijn.

Jammer dat het uit was voordat mijn treinrit voorbij was. Maar toch bedankt.

ps. Ik hoop dat veel dochters je gaan schrijven vanaf nu, in plaats van de moeders. En ik hoop nog meer dat er meer van dit soort leuke verkapte oproepjes in boeken zullen komen in de komende jaren, zeer wat verfrissender dan welk nieuw dating-concept dan ook.

Derrida on response & non-philosophers

Thinking the beyond, the impossible, is the experience of the aporia. This is…

…not necessarily a failure or a simple paralysis, the sterile negativity of the impasse. It is neither stopping at it [the aporia, NdB] nor overcoming it. (When someone suggests to you a solution for escaping an impasse, you can almost be sure that he is ceasing to understand, assuming that he had understood anything up to that point.)

(Derrida, Aporias, p.32.)

Derrida’s response when warned that the piece he was asked to write was meant to be for non-philosophers:

I’m familiar with that warning (…) To whom do you want me to address myself! For centuries now, I have been waiting for statistical arguments on this subject. Does this addressee exist? Does he or she exist before a reading which can also be active and determinant (in the sense that it is only then that the reader would determine himself or herself)?

(Derrida, In: Language (Le Monde on the Telephone))

The Impossibility of an Original Self

There is always already the world with me in it (Heidegger). There is no me without the Other (Levinas). I am a product of my time. Everything I think and do is framed, already framed, in language. If there is a protolanguage, an original structure, this will always remain a mystery for me, as it is always me thinking it.

Nobyeni

Any existentialist conceptions of the Self, a being free of the Other, a being able to choose freely, is merely a product of our time. Existentialism is its own mauvaise foi. Even as a philosopher, how am I to know I am not merely satisfying my human longing, desire, for change, for freedom, existence?

As such all my thinking is fully grounded in today’s world: the illusion of being original. The search for a breaking of this structure, this world, is in vain. The idea of an Event (Badiou), a search for the impossible possible (Derrida), etc etc, is itself a product of our paradigm and as such it is impossible to use it as a starting point for the finding of a possibility for a rupture. And if we do find a break, a rupture, will it mean we have created it ourselves in order to satisfy our own needs? Breaking the world to reach for an original self is only one more perversion that merely re-establishes the present paradigm (Zizek).

But what does this mean? Does it tell us something about the limits of our present paradigm or does it say something about the most fundamental structure of truth and reality?

Or is it the impossibility of originality that makes it valuable above all? And are we to destroy the dichotomy of possible-impossible in order to become?